Realiteit: Woorden beïnvloeden of jij je ziek voelt en er wat aan doet

De realiteit is eigenlijk een beetje wat je ziet, ruikt, kunt aanraken en dergelijke. Dit geeft je vaak ook een gevoel en dat ervoor zorgt dat iedereen zijn eigen realiteit heeft. Zoals je wel eens hoort, iedereen heeft zijn eigen beeld op hoe de wereld is, iedereen heeft zijn eigen werkelijkheid.

Taal heeft hier een grote invloed op. Zo hebben de Russen veel meer woorden voor de kleur blauw dan wij. Hierdoor zien ze ook meer tinten blauw dan wij en kunnen ze die beter van elkaar onderscheiden dan wij Nederlanders met lichtblauw, donkerblauw en gewoon blauw.

Ook Grieken hebben meer kleuren voor blauw en uit onderzoek blijkt ook dat Grieken meer tinten blauw zien dan Britten door het verschil in taal[1].

Woorden zorgen er dus voor dat we onze realiteit anders waarnemen. We krijgen namelijk feitelijke informatie binnen en ons brein doet daar dan wat mee. Die maakt dan de beste inschatting over wat je nu ziet. Dat projecteert hij als het ware en jij ziet dit dan als echt.

Uit onderzoek blijkt ook dat woorden en beelden gekoppeld worden aan beelden die laten zien wat het woord bedoelt om zo te bepalen wat de realiteit is[2].

Dan blijkt ook nog dat groepen mensen begrijpen wat welke woorden betekenen, maar soms ook niet[3]. Dus cultuur of zoiets kan invloed hebben op hoe jij het woord interpreteert.

Hierin heb je heel veel nuances. Eskimo’s hebben heel veel woorden voor sneeuw en daardoor kunnen zij onderscheid maken in wat voor sneeuw er nu ligt. Wij hebben dat niet. Voor ons is sneeuw, sneeuw, maar zij zien hierin verschillen.

Wij hebben weer ontzettend veel woorden voor regen en mensen die dat niet hebben kunnen het onderscheid tussen miezerregen en normale regen of een stortbui niet eens maken.

Japanners hebben geen woord voor groen. Dat is eigenlijk heel gek. Het gras is dan net zo blauw als je spijkerbroek? Dit is hetzelfde woord. Voor ons is dit vrij apart, omdat wij hier wel verschillende woorden voor hebben.

Taal en mentale aandoeningen

Het interessante is dat in culturen waarin het woord depressie niet bestaat, mensen er ook geen last van hebben. Natuurlijk kunnen zij zich wel somber en shit voelen en dat soort dingen. Als je het niet kunt labelen, dan is het dus geen depressie.

Natuurlijk hebben ze wel last van dingen, maar het wordt niet gelabeld.

Dit is wat mij stoort aan het de DSM-5, de psychiatrie bijbel als het ware. In de jaren 50 kregen we de DSM-1, die had 120 bladzijden, nu hebben we de DSM-5 die heeft 1200 bladzijden. Dunne en met kleine lettertjes en er staan allemaal ziektebeelden in.

Die zijn bedacht. In de jaren 50 bestonden die niet. Dan kun je zeggen, ja maar nu hebben we het gezien en geobserveerd. Dan zeg ik: “Je bent ernaar op zoek gegaan.”

Op een gegeven moment ben je dat gaan labelen en dan kun je er een stoornisje van maken.

Daaruit komen wel hele interessante dingen. Mensen die bijvoorbeeld heel vaak voor het raam naar buiten staan te kijken die hebben in de DSM-5 een stoornis. Dan ben je gewoon ziek in je hoofd als je voor het raam staat te kijken naar je buren, of spelende kinderen of wat er buiten dan ook gebeurt.

“Oh, dat is niet goed jongen, dan heb je een stoornis.”

Ik dacht dat dat gewoon iets dorps was, want dat gebeurde heel veel waar ik opgroeide. Maar blijkbaar zijn die mensen gewoon niet goed.

Zo staan er veel meer van dat soort dingen in dat je denkt: Nu gaan we een paar bruggen te ver. Veel psychiaters zijn het hiermee eens, maar het boek is dus alleen maar dikker geworden.

Wat ik zo interessant vind, is een bepaalde samenhang.

In de jaren 50 was er psychotherapie. Als je dan een probleem had, dan was je hier met 500 sessies gemiddeld van af. Dan was je 5 jaar onder de pannen.

Toen waren er 2 mensen Ellis en Beck die cognitieve gedragstherapie hebben ontwikkeld. Pas na 40 jaar konden wetenschappers bewijzen dat het effectief was, ook al was het al die tijd dus al effectief.

Maar wat interessant is, is dat je met deze therapie maar 15 sessies nodig had. Zij werden toen eerst vergruisd, want het sloeg toch nergens op dat je van 500 sessies naar 15 sessies kon gaan?

Het was natuurlijk ook veel aantrekkelijker voor psychiaters om een klant 500 sessies of 5 jaar bij zich te houden à een bepaald bedrag per uur. Lekker makkelijk verdienen zou je kunnen zeggen.

Dan komen er opeens 2 jonge gasten die het beter, sneller en anders konden. Dat wilden ze natuurlijk niet.

Maar in die 40 jaar is de DSM ook aangepast. Er waren opeens veel meer ziektebeelden. Dus veel meer cliënten en dus kon het inkomen gelijk blijven (dat is tenminste mijn theorie).

In plaats van dat mensen langer bleven, waren er meer mensen die korter bleven.

In de jaren 50 werd ook de eerste antidepressiva gecreëerd. Die is ook opeens niet meer alleen voor depressieve mensen, maar ook voor angsten, voor dwang, voor je niet lekker voelen. Het wordt voor van alles voorgeschreven.

Zelfs kinderen krijgen het.

Dus ik heb gewoon een bloedhekel aan het DSM-5 boek. Dus ik ga hem eens in een video ritueel verbranden. Ik heb hem doorgebladerd. Als je hem met humor bekijkt kun je er nog om lachen. Dat je denkt: “Jeetje, hoe komen ze erbij?”

Helaas is het niet om te lachen, want hele intelligente mensen hebben dit geschreven. Dit is wat anders dan slim. Maar dat terzijde.

Dan hebben ze allerlei dingen bedacht, zoals ADHD. Dat kun je bedenken.

Natuurlijk kunnen mensen er last van hebben. Dit is niet een reden om mensen te beledigen. Maar als je dus ADHD hebt en je krijgt dat label, dan denk je dat het normaal is en dat het oké is. Als je als volwassene dan Ritalin neemt en het helpt je om beter te functioneren, dan is dat ook prima.

Wat mij stoort is dat er ook kinderen zijn waarvan je denkt: “Hebben die het nu? Of doen ze het (onbewust), omdat het ze allerlei voordelen geeft?” Dan krijgen die opeens allerlei pilletjes en dan ga ik mee naar zo’n schoolkamp en loop ik met een zak vol medicijnen voor al die kinderen. Voor maar 2 dagen… dat was vroeger heel anders.

Ik vind dat gewoon echte waanzin, want er zijn betere methodes.

Maar nogmaals, ben je boven de 18 en kun je met medicatie beter functioneren, prima. Want dan is je brein al beter ontwikkeld. Nog beter is boven de 25, want dan is je brein nog weer verder ontwikkeld. Dan is die “uitgegroeid”. Dat vind ik beter dan als je al medicatie krijgt als je 8 jaar bent.

Wat je ook vaak ziet bij volwassenen is dat ze zich beter voelen en zich vrij voelen, maar bij kinderen zie je dat ze de labels gebruiken voor “ik kan er niets aan doen”, maar dat is gewoon niet waar.

Als je gaat zeggen dat je iets “doet”, dan claim je het en kun je bijvoorbeeld ook leren om iets anders te doen.

Er zijn 2 manieren waarop je hiernaar kunt kijken als iemand zegt: “Je bent zo en kunt er niets aan doen.”

De eerste manier is door te accepteren dat het in je genen zit en dat je andere connecties hebt in je brein of zo.

Maar de tweede manier is dat je de suggestie krijgt dat jij niks kunt doen en dan ga je er ook niets aan doen.

Als je claimt dat je iets doet, dan kun je ook zeggen zelfs met mijn andere verbindingen in mijn hoofd ga ik kijken hoe ik anders kan doen zodat ik er minder last van heb.

Beluister ook deze podcast:

https://www.buzzsprout.com/195236/1790293-verbrand-het-fokking-boek?play=true

Mannelijkheid en acceptatie van mentale labels

Misschien komt mijn visie op mentale gezondheid en de invloed van woorden ook een beetje door mezelf. Uit onderzoek blijkt dat mannelijke mannen (en aangezien ik aan crossfit doe ben ik dat) minder openstaan voor het vinden van medische hulp dan minder mannelijke mannen. Mannen die de normen van wat een man een man maakt minder belangrijk vinden[4].

Maar in ditzelfde onderzoek staat ook dat artsen zelf minder openstaan voor het vinden van medische hulp als ze een mentaal probleem hebben. Toch best interessant als je het mij vraagt. Wat weten zij wat wij niet weten vraag ik me dan af.

Met woorden jouw realiteit veranderen

Woorden kunnen dus je realiteit veranderen en je zelfs het gevoel geven dat er iets met je aan de hand is. Het mooie is dat je woorden dus ook bewust kunt gebruiken om jouw realiteit te veranderen.

Als jouw realiteit je dus niet aanstaat omdat je veel problemen ziet of ervaart, kun je kijken hoe je dit met taal kunt veranderen.

Psychotherapeuten gebruiken hier neuro linguïstisch programmeren (NLP) voor, of makkelijk gezegd: je breinverbindingen programmeren met taal.

NLP wordt ook gebruikt door hypnotherapeuten die ook veel met taal werken en je helpen om te achterhalen waarom jij de wereld ziet zoals je die ziet en hoe je dit kunt veranderen.

Wil je weten hoe dit werkt?

Kom dan eens naar de gratis online masterclass over hypnose.

Of schrijf je in voor een van onze opleidingen.

Bronnen:

[1] https://www.pnas.org/content/106/11/4567.short

[2] https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0022537184904997

[3] https://link.springer.com/article/10.1007%2FBF01077415

[4] https://psycnet.apa.org/record/2012-32446-001