Nocebo-effect: wat is het en hoe ga je het tegen?
31 juli 2020 
in Hypnose
6 min. leestijd

Nocebo-effect: wat is het en hoe ga je het tegen?

Het nocebo-effect kan ik last van hebben. Ik keek het programma First Dates en daarin was iemand die zei: “Als iemand te veel informatie vertelt en het is niet interessant, dan dwaal ik af. Dit komt doordat ik dyspraxie heb. Dan kan ik die informatie gewoon niet goed verwerken, van alles wat me niet interesseert.”

Dit vond ik wel interessant, dat je in plaats van duidelijk aan te geven dat je iets gewoon niet interessant vindt, je zegt: “Ik heb dyspraxie, mijn brein werkt gewoon anders. Alles wat me dan niet interesseert kan ik niet verwerken. Ligt niet aan jou hoor, ligt gewoon aan mijn dispractie.”

Dat klinkt natuurlijk wel veel prettiger dan aangeven dat je iemand gewoon echt niet interessant vindt. Dat is toch anders.

Hier moest ik heel erg om lachen, dus ik zocht de term op. Toen kwam ik erachter dat het een motorische ontwikkelingsstoornis is. Toch iets anders dan het meisje zei. Het had er wel een beetje mee te maken, maar het is meer motorisch. Je kunt bijvoorbeeld niet huppelen, hinkelen, of je blijft nog lang bedplassen. Je kunt dan veel motorische dingen niet goed.

Informatie verwerken was er ook een van, maar het had toch meer te maken met motorische zaken. Je weet bijvoorbeeld niet waar je handen zijn.

Dat is dan misschien weer niet prettig. Huppelen en hinkelen vind ik ook wel prettig. Toen zei ik tegen mezelf: “Waar maak je je nu druk om, het is niet alsof het opeens gaat gebeuren.”

Ik zal uitleggen waarom ik me druk begon te maken. Vroeger rookte ik en probeerde ik te stoppen met nicotinekauwgom. Die is niet echt lekker en ik kreeg last van mijn keel. Toen dacht ik, ja het zal wel, maar toch las ik even de bijsluiter. Daarin stonden alle klachten die je ervan kon krijgen, zoals duizelig, hoofdpijn en binnen no time had ik al die klachten. Toen ben ik gestopt met de kauwgom en ben ik weer gaan roken, want dan had ik in ieder geval geen last van al die klachten.

Later kwam ik erachter dat dit het nocebo-effect is. Je hebt het placebo-effect, dat is een positief effect op de suggestie dat een pil goed werkt tegen pijn. Dit werkt dan tegen de pijn, terwijl er eigenlijk niets in het pilletje zat om pijn tegen te gaan. Dat de pijn minder wordt komt door de suggestie dat de pil werkt.

Maar een nocebo is een negatief effect. Bijvoorbeeld dat ik de bijsluiter lees van een pilletje. Opeens heeft het pilletje dan alle negatieve eigenschappen die in de bijsluiter staat. Eigenlijk hetzelfde effect, maar dan negatief. Alleen ik doe het dus zelf, in beide gevallen.

Dus als ik echt ga geloven dat ik dyspraxie heb, dan kan ik niet meer hinkelen, ga ik bedplassen en weet ik niet meer waar mijn handen zijn. Want ik ben best beïnvloedbaar met dit soort dingen, zeker door mezelf en met suggesties. Dat moet ik dus niet doen.

Volgens wetenschappers treedt het nocebo-effect ook vaker op als iemand een negatieve diagnose krijgt. Je kunt je bijvoorbeeld nog zieker gaan voelen dan je al bent. Ook is het belangrijk om vertrouwen te hebben in de therapie of behandeling die je krijgt. Is dit vertrouwen er niet, dan kan het nocebo-effect ook op een natuurlijke manier optreden.

De arts zelf heeft ook invloed op het nocebo-effect. Suggesties over pijn zorgen er vaak voor dat mensen die pijn gaan voelen. Deze angst die ontstaat door wat een arts zegt kan zelfs de aanmaak van cholecystokinine in het lichaam stimuleren[1]. Dit stofje stimuleert de transmissie van pijngevoelens in het lichaam.

Helemaal niet handig.

Huisartsen en het nocebo-effect tegengaan

Dit is ook interessant, want dokters en hulpverleners gaan uitleggen wat er allemaal niet goed kan gaan. Er kan meer niet goed gaan dan alleen pijn bijvoorbeeld. De ziekte van Parkinson kan bijvoorbeeld verergeren door het nocebo-effect[2].

Mensen die gevoelig zijn voor suggesties krijgen dan opeens ergere symptomen of bijwerkingen van medicatie.

Artsen moeten de bijwerkingen wel vertellen, ze mogen niet liegen en mensen moeten op de hoogte zijn van de risico’s die bij medicatie kunnen horen. Het is toch jouw lichaam. Dus hoe los je dit dan op als arts? Als je dan begint kun je zeggen: “Er zijn personen die daar gevoelig voor zijn, maar dat zijn er niet zo heel veel.” En dan wijs je daarbij in het luchtledige. Niet naar je cliënt, maar ernaast en je kijkt ook naar waar je naartoe wijst.

“En je hebt personen die voelen zich heel goed. Die hebben opeens geen pijn meer. Sommige mensen gaan zelfs heel vrolijk door het leven. Dit is heel apart van deze pil. Hij heet wel antidepressiva, maar we kunnen hem ook vrolijke-jantje-pil noemen. We zien heel veel mensen een stuk vrolijker worden. Misschien u wel.” En dan kijk je en wijs je naar je cliënt.

Dan wijs je alle positieve eigenschappen toe voor een placebo-effect voor de persoon tegenover je en geef de bijwerkingen aan een fictief persoon; iemand die er niet is. Op die manier geef je de nocebo niet aan je cliënt.

Ik heb zelfs mijn huisarts geleerd om mij geen nocebo te geven, want ik ben heel beïnvloedbaar. Ik ga erover nadenken, ik neem het mee naar huis. Ik bescherm mezelf daartegen door mijn arts te vertellen dat ik heel gevoelig ben en al die negativiteit niet wil horen. Dus dan moeten ze dat maar aan een fictief persoon naast mij vertellen en alle positieve kanten wel tegen mij. Ik vertel ze hoe ze met mij om moeten gaan.

Als jij ook zo in elkaar zit, dan is het toch fijn als je positieve dingen hoort in plaats van negatieve dingen? Dit is natuurlijk niet altijd mogelijk. Je hebt genoeg mensen die zitten te zeiken en dan kun je doorlopen, maar als je in een wachtkamer zit is dat niet mogelijk.

Laat je arts je dus iets op zo’n manier vertellen dat je er wat aan hebt, in plaats van dat je er wat aan overhoudt. Ik wil naar huis met het gevoel dat het allemaal beter wordt, met placebo-effecten. In plaats van het gevoel dat ik nu “echt wat heb”, dus met nocebo-effecten.

Dus neem dit mee. Beluister ook deze podcast:

https://www.buzzsprout.com/195236/1369807-het-bijsluiter-effect-ken-je-dat

Therapie en het nocebo effect

Niet alleen de huisarts kan per ongeluk een nocebo-effect veroorzaken en het is ook niet alleen gelinkt aan medicatie. Ook psychische therapie kan een nocebo-effect hebben, waardoor de klachten van iemand alleen maar erger worden. Bijvoorbeeld wanneer je te maken hebt met een wachtlijst, dan kan dit je het gevoel geven dat alles eerst nog erger moet worden[3] (wat dus niet waar is, je mag best stabiel blijven in je klachten).

Daarnaast kun je als therapeut ook onbedoeld het nocebo-effect aanzwengelen. Bijvoorbeeld wanneer je tijdens het ontmoetingsgesprek afstand houdt en je niet empathisch opstelt. Eerdere negatieve ervaringen met vergelijkbare zorg geven hetzelfde effect[4].

Het bewerkstelligen van rapport, een goede band met je cliënt, is dus ontzettend belangrijk om een nocebo-effect te minimaliseren of zelfs te voorkomen. Hoe je rapport bereikt of weet dat je het hebt is iets wat je leert in de opleiding van het HIN.

Een mismatch tussen het verhaal dat de cliënt aan zichzelf verteld over zijn probleem en hoe de therapeut het ziet kan ook zorgen voor miscommunicatie, wat een nadelig effect kan hebben.

Als de persoon die je wilt helpen erg gefocust is op taal, angstig is en een pessimistische inslag heeft is de kans op een nocebo-effect ook groter. Zo kunnen opmerkingen zoals “Je hoeft je geen zorgen te maken” en “Heb je vandaag last van pijn?” ook het nocebo-effect triggeren.

Mensen met chronische pijn hebben vaak ook door hun geschiedenis met zorgverleners een grotere kans op het nocebo-effect. Mensen kunnen bijvoorbeeld zeggen: “Het zit allemaal tussen de oren.” Dat soort opmerkingen zorgen ervoor dat men zich dan niet serieus genomen voelt. Mensen houden zich dan minder aan adviezen en dat kan de pijnsymptomen weer verergeren.

Trauma en het nocebo-effect

Een traumatische gebeurtenis kan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) opleveren. Daarom is er eerder veel aandacht voor geweest om direct na een traumatische gebeurtenis een korte behandeling te geven over hoe om te gaan met een trauma. Hierin werd ook gemeld dat mensen negatieve gebeurtenissen konden verwachten door het trauma. Alleen uit onderzoek bleek dat mensen die die hulp kregen juist vaker PTSS kregen dan mensen die deze hulp niet kregen (bron 4). Dit kwam door de suggestie dat mensen die negatieve gebeurtenissen dus konden verwachten en dan gingen ze zich op negatieve zaken focussen.

Het geven van handige suggesties en het hebben van een goede band met je cliënt is dus erg belangrijk om het nocebo-effect te voorkomen. In de opleiding van het HIN wordt hier veel aandacht aan besteed. Werk jij met mensen als coach, psycholoog, arts of in een andere hoedanigheid, dan kan kennis van hypnose een mooie aanvulling zijn.

Kom eens naar de gratis online masterclass om meer te leren over hypnose. 

Bij een hypnose seminar krijg je ook demonstraties te zien van hypnose sessies en leer je hoe je mensen met suggesties een goed gevoel kunt geven.

In de opleidingen van het HIN leer je meer over suggesties, het opbouwen van rapport en nog veel meer. 

Pin ook deze handige infographic als geheugensteuntje:

nocebo effect

Bronnen:

[1] https://bpspubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/prp2.208

[2] https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0306452207001819

[3] https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1111/acps.12275

[4] https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyt.2019.00555/full

Over de schrijver
Edwin Selij is eigenaar en oprichter van Hypnose Instituut Nederland en geeft trainingen in Hypnose. Hij is auteur van de boeken 'Je hebt het niet je doet het' en 'Breek Je Vrij!' en komt regelmatig op radio en TV om te praten over hypnose. Hij is de nummer 1 Hypnose Trainer van Nederland en geeft al jaren hypnose trainingen. Hij was de eerste in Nederland die moderne hypnotherapie via livestream ging onderwijzen.
Reactie plaatsen